In het huidige Tirana wonen Agim en Gëzim, twee onafscheidelijke doofstomme eeneiige tweelingbroers van in de veertig, onder hetzelfde dak. Ana, de vriendin van Gëzim, een jonge, levenslustige vrouw van in de dertig, bezoekt hen regelmatig. Op een avond rijdt Agim met Gëzim terug naar huis, wanneer zijn zicht wazig wordt en er bijna een dodelijk ongeval plaatsvindt. Een paar dagen later ontdekken de twee broers bij de oogarts dat ze als gevolg van een genetische en zeldzame ziekte afzonderlijk, maar geleidelijk en onomkeerbaar blind zullen worden. Langzaam ondergedompeld in een ondraaglijk verstilde duisternis, de wereld en elkaar niet meer kunnen zien, alleen Ana aan hun zijde, moeten de twee broers een krachtig besluit nemen rond een kop koffie met nieuwe schoenen aan.